Sanneke van Hassel (35) kreeg lovende reacties op haar bundels korte verhalen IJsregen en Witte veder. ‘Ze is opgevoed met het idee dat je vooral sociaal moet zijn, maar nu werkt ze heerlijk alleen, geconcentreerd. ‘Ik mocht vroeger nooit zeggen dat ik iemand niet aardig vond.’
‘Als kind wilde ik niet met mijn ogen dicht in slaap vallen. Ik hield ze wagenwijd open en verzon dan verhaaltjes, net zo lang tot ze vanzelf dichtvielen. Ik was lang kind, op mijn dertiende gingen de poppen nog mee naar de bioscoop; tegenwoordig ben je dan al ontmaagd. Schrijven was vanaf het begin gewoon voor me, al deed ik het niet vaak en niet veel. Soms één zin in een notititieboekje. Of een rouwadvertentie voor de poes. Een keer maakte ik op (kinder)tekening ineens een gedicht. Het zijn van die momenten waarvan je je achteraf herinnert dat anderen opmerkingen maken over je schrijven. Ik weet nog dat ik heel trots was op deze zin uit een schoolkrantverhaal: Toen kwam hij de trap afrennen met een snelheid waar Speedy Gonzales u tegen zou zeggen.’
Aan de keukentafel in haar Rotterdamse huis presenteert Sanneke van Hassel (35) ligakoeken bij de koffie. Ze verontschuldigt zich als ze een tweede koek pakt. Honger hoort bij het leven van een moeder die borstvoeding geeft. Boven slaapt haar zoon Jan, die ongeveer gelijk met Witte Veder, haar tweede bundel korte verhalen, ter wereld kwam. ‘En nu ben ik schrijfster’, lacht ze. Ze praat snel en associatief. Ze is blij dat we hier aan de keukentafel zitten. Dat is beter dan in een café, want dan zou ze zich moeilijker op haar gesprekspartner kunnen concentreren. Op feestjes kan ze bijna geen normaal gesprek voeren. ‘Ik let altijd op veel dingen tegelijk, het is altijd heel druk in mijn hoofd.’ Kijken, observeren, dat is haar tweede natuur. Ze weet dat ze het kan gebruiken. Dat traint ze ook.
Haar verhalen ontstaan in het dagelijks leven. Bij de bushalte, in de garage. Of door een opmerking van iemand. Zeker zo belangrijk als de personages in haar verhalen zijn de plekken. Een leeg huis, met daarin een vrouw, en daarna pas het drama dat zich langzaam voltrekt. Dagelijkse observaties met als constante de achterliggende vraag hoe deze situatie in het leven van de hoofdpersoon is ontstaan. Niet autobiografisch, want dan zou ze zich moeilijker tot ‘het materiaal’ verhouden, zegt ze.
Witte veder werd geprezen in de pers, net als IJsregen, haar debuut. ‘Het nieuwe talent dat Sanneke van Hassel heet, verdient een warm onthaal’, schreef Arjan Peters twee jaar geleden in de Volkskrant. Korte verhalen schrijven is een vak, ‘en Sanneke van Hassel beheerst dat vak als weinig anderen’, vond Peters naar aanleiding van Witte veder. Andere critici roemden haar ontheatrale zinnen, die precies geformuleerd waren, ‘zonder enige vorm van galm of opsmuk’. Haar stijl werd getypeerd als glashelder, vrij van clichés, geen woord te veel. Slechts een enkeling was het er niet mee eens, Max Pam noemde in HP/de Tijd de aandacht voor haar boek een ‘hypje’, en haar stijl ‘deftig geleuter’.
Ben je geschrokken van die aandacht?
‘Nee, maar ik ben wel verbaasd als anderen mijn personages zielig vinden. De omstandigheden zijn niet best, maar de personages hebben toch ook een zekere lichtheid. Bovendien weet ik, doordat ik publiciteitswerk heb gedaan bij Toneelgezelschap ’t Barre Land dat je nooit helemaal kunt voorspellen of een stuk veel aandacht krijgt. En veel aandacht betekende niet altijd dat het een goede voorstelling was.’
Hoe wordt een dramaturg schrijver?
‘Ik wist nooit wat ik wilde worden. Wel wist ik zeker dat ik iets met letteren wilde, maar ik kon niet kiezen, vond alles leuk. Ik zocht een breed pakket uit, studeerde zelfs een tijdje Italiaans. Uiteindelijk koos ik voor Cultuurgeschiedenis en Theaterwetenschap. In die tijd werd Theaterwetenschap heel sociologisch en psychologisch benaderd, en ik vond juist de historische en literaire kant interessant, maar daar was weinig aandacht voor.
‘Na mijn studie kwam ik bij Toneelgezelschap ’t Barre Land. Ik deed publiciteit en productie en dacht ook inhoudelijk mee. Ik wilde dramaturgie doen, maar dacht altijd dat ik dat niet zou kunnen. Ik was voorzichtig, vond dat ik zeker moest weten dat ik het kon. In een grote groep ga ik niet meteen vooraan staan, ik ben afwachtend, meer het kat-uit-de-boom-kijkend type. Daarom ben ik gaan schrijven denk ik. Hierin ervaar ik vrijheid om te denken.
‘Ik vind wel dat ik er lang over heb gedaan om hier te komen. Vanuit mijn opvoeding is het sociale gestimuleerd, dingen doen met andere mensen. Nu heb ik eindelijk het idee dat het bij elkaar komt. Als ik een hele middag heb zitten lezen over tomaten kweken, en ’s avonds geïrriteerd ben over een onderzoek waaruit blijkt dat er een verschil is tussen het gevoel van onveiligheid en de werkelijke onveiligheid, dan kan ik dat allemaal in één verhaal kwijt.’
Waarom schrijf je?
‘In het schrijven vinden al mijn fascinaties een plek. Toen ik bij ’t Barre Land werkte, was ik altijd bezig, ik zag voortdurend dingen die nog moesten gebeuren, kon nooit rust vinden. Maar bij schrijven ben ik geconcentreerd; van de activiteit word ik rustig. En als het af is, ben ik toch zoiets als tevreden.
‘Verhalen verzinnen gaat vanzelf. Ik vind het lekker om aan de zinnen te werken, zoals een beeldhouwer een stuk steen heeft en steeds verder beitelt. Wat hij wil maken komt langzaam tevoorschijn. Bijna ambachtelijk. Stijl is belangrijk voor me. Het korte verhaal past bij mij. Ik vind het fijn om dicht op een personage te zitten, om te werken vanuit de belevingswereld van één persoon. In korte verhalen ga je niet een hele familie neerzetten.
‘Schrijven komt ook voort uit onrust. Door te schrijven kan ik vat krijgen op de dingen die ik niet snap, mijn eigen demonen bezweren. En het fijne van fictie is dat je de tegenstrijdigheden tussen de regels kunt verstoppen en in hun waarde kunt laten.’
Sanneke van Hassel groeide beschermd op, als oudste in een gezin met twee dochters. Groot huis in Rhoon, een dorp vlakbij Rotterdam, grote tuin, vader advocaat, moeder jurist bij de gemeente. Een gezin waarin ze leerde de werkelijkheid vanuit meerdere perspectieven te bekijken. Een gezin ook waarin de ratio, argumenteren, centraal stond. ‘Ik mocht vroeger nooit zeggen dat ik iemand niet aardig vond, want dan zei mijn moeder: misschien had hij wel een chagrijnige bui die dag.’
Misschien hebben daarom haar meeste verhalen een open einde, zoals in het titelverhaal, Witte veder, waarin een weduwnaar teleurgesteld is als zijn vriendin na een lange vakantie terugkomt en ’s avonds om negen uur een taxi naar haar eigen huis neemt. En in IJsregen, waarin een vrouw aan het slot wegloopt, de kou in, maar je weet niet hoe het afloopt. ‘Ik vind het heel irritant als een verhaal zo wordt geschreven dat het een dwingend slot heeft, dat er maar één manier is waarop het had kunnen gaan.’ Toen haar ouders scheidden - ze was al volwassen - vroeg haar vader of ze een tekst wilde lezen waarin hij had beschreven waarom het huwelijk zo gelopen was. ‘Ik wilde het niet lezen. Het is zíjn verhaal, hij heeft het nodig om verder te komen, maar ik weet ook dat hij bewust of onbewust dingen weglaat die niet van pas komen. Mensen maken verhalen om grip te krijgen op hun levens maar je kunt er altijd ook anders naar kijken.’
Van Hassel wil de verbeelding van de lezer laten werken, en hoezeer ze ook een hekel heeft aan snelle en gratuite meningen – ‘Standpunt.nl vind ik een vreselijk programma’– toch is schrijven een manier om haar mening door te laten sijpelen. In Sommige dingen zijn heel eenvoudig treft een man zijn vrouw thuis met een andere man aan. Langzaam ontrafelt zich het beeld van een ontspoord huwelijk. De vrouw noch de man weet precies wanneer het mis is gegaan. ’s Avonds fietst de man weg en overpeinst zijn relatie: ‘Gisteravond zei Josse dat ze tussen ons geen begin en geen einde kan vinden. Vandaag staat er een andere man in de keuken. Was het wel gisterenavond dat ze dit zei? Is het nu al zeven jaar zo of pas een maand of twee?’
Welke mening zit in dit verhaal verborgen?
‘Het gaat over mijn generatie. De generatie die veel te kiezen heeft, die ervan uitgaat dat ze een mooie carrière heeft. Dertigers, hoogopgeleid. Alles lijkt inwisselbaar te zijn. Maakbaar. Je kunt alles kiezen, bij elkaar blijven, weggaan, opnieuw beginnen. Soms denk ik wel eens dat we grote kinderen zijn. Niet goed? Dan proberen we wat anders. Anderzijds zijn we veel bewuster dan onze ouders. Die konden zich er gemakkelijker bij neerleggen als het een tijdje wat minder was. Op hun 45ste kregen ze dan een midlifecrisis. Bij ons komt die veel vroeger, we zijn sneller ontevreden.’
Geldt dat ook voor jou?
‘Ik heb best veel relaties gehad, gemiddeld duurden ze drie jaar. In de helft van de gevallen hield ik ermee op, in de helft de ander. Ik doe het wel alleen, dacht ik dan.’
Vind je dat jouw generatie tevredener zou moeten zijn?
‘Aan de ene kant is het fijn dat je zo bewust in het leven staat, aan de andere kant moet je meer kijken naar wat je hebt. Alsof je je leven kunt veranderen door de omstandigheden te veranderen. Je neemt jezelf mee in elke nieuwe relatie. We zouden ons moeten afvragen of de problemen echt niet op te lossen zijn, of we ons er bij kunnen neerleggen.’
Ze haalt haar schouders op. ‘Ach ja, ik vind er weer twee dingen van.’
- Suzanne Weusten, de Volkskrant, 11 augustus 2007
CV
1971 Geboren in Rotterdam
1983-1989 Rotterdams Montessori Lyceum, gymnasium alfa
1989-1995 Theaterwetenschap en Cultuurgeschiedenis, Universiteit Utrecht
1993 Half jaar in Parijs, studeert theaterwetenschap, Universiteit van Nanterre
1996-2006 Verzorgt dramaturgie, publiciteit en productie bij Toneelgroep’t Barre Land
1999-2002 Schrijversvakschool ’t Colofon
2005 Debuut IJsregen, korte verhalen, verschijnt bij De Bezige Bij
2007 Witte Veder, korte verhalen, verschijnt bij De Bezige Bij