Mensen scheren langs elkaar heen
Melodrama is Sanneke van Hassel vreemd. In haar verhalen stipt ze de angst en eenzaamheid van haar personages alleen aan - en juist daardoor blijven ze je bij. Jann Ruyters, Trouw, 16 juni 2007
Als filmscenes, zo lees je de verhalen in 'Witte Veder' van Sanneke van Hassel (1971). De schrijfster zet je ergens neer en laat vervolgens via omwegen, via korte tussenzinnetjes, de stemming bij je naar binnen kruipen.
Heel vrolijk is die niet. 'De kaas op de boterham is donkergeel bij de randen' staat er in 'Ik zit hier goed' waarin een kleindochter een plichtmatig bezoekje brengt aan haar vergeetachtige oma, die een verloren bestaan leidt in het verpleegtehuis. ,,Het podium heeft de grootte van twee grafkisten'' lezen we in 'Belinda' waarin een 'al drie jaar veelbelovende' jonge schrijfster in een radiostudio 'live' moet voorlezen uit eigen werk. 'Als een logge zeeleeuw op een rots' wordt de hyper gespannen bezoekster van de hamman in 'Olifantenhuid' op haar buik gedraaid. Het zijn tussenzinnetjes die de kleine drama's donker kleuren.
Erg veel gebeurt er niet in de verhalen van Sanneke van Hassel, maar wat er gebeurt, broeit van de door de schrijfster welbewust weggedrukte emotie; van verholen weerzin, hunkering, agressie.
Twee jaar na haar geprezen debuut 'IJsregen' presenteert Van Hassel nu haar tweede verhalenbundel 'Witte Veder': veertien verhalen waarin de hoofdpersonen in sekse, leeftijd, stad en zelfs land van elkaar verschillen maar die toch een wereld oproepen. Een wereld waar schroom de overhand heeft, al wordt er flink wat af geflirt, gevreeen, en vloeit er zelfs bloed.
In ieder verhaal kruip je in een andere huid, soms een ik, soms een hij, soms een zij, maar altijd mensen voor wie de relatie tussen buiten- en binnenwereld niet vanzelf gaat. Succes (echt contact, goede seks, louterende ruzies) bestaat niet. Gereserveerdheid houdt overgave tegen, onzekerheid en misverstand regeren, meestal overigens zonder dat de hoofdpersonen dat zelf zo in de gaten hebben. Die doen maar wat, en zullen pas wijzer worden als Van Hassels verhaal alweer afgelopen is.
In enkele gevallen dringt de angst wel direct naar de oppervlakte zoals in het prachtige eerste verhaal 'Kistjes' waarin een zwangere vrouw in de tram een angstaanval krijgt. Een argeloze medepassagier, 'een beest van een man' (?) 'vuisten van krakers drukwerk' zet het toch al wankele gemoed van de vrouw aan het razen. Of in het laatste verhaal, een variatie op 'Het Huwelijk' van Willem Elsschot, waarin een man zijn vrouw aanvalt.
Het is die kloof tussen wat de schrijfster prijsgeeft, wat de hoofdpersoon zelf beseft, en wat de lezer daarachter vermoedt, die aan deze verhalen hun bijzondere zeggingskracht geeft.
In haar verhulde verteltrant herinnert Van Hassel wel aan de filmmaakster, tevens stadgenote en leeftijdgenote Nanouk Leopold, die ook erg goed is in alleen maar de helft van iets te laten zien. Melodrama is Van Hassel vreemd. Ook als het wel groot en vreselijk is wat er gebeurt (mishandeling, scheiding, dood kind) merken we dat alleen in klein venijn tussendoor.
Het is maar af en toe dat de schrijfster die dosering iets laat varen. Dat valt dan wel ook meteen op. Zo ligt in het verhaal van de moeder die alleen thuis op haar volwassen zoon wacht het sentiment wel op de loer. En de vergelijking die de ik-figuur in 'Min zes' legt tussen haar eigen wilde vrijpartijen en de foto's van Nan Goldin irriteert. Van Hassels situaties kunnen troebel, doorrookt en dronken zijn als de door Nan Goldin gefotografeerde sc�nes, haar vertelstijl ontkent dat alles. Die is licht, doelgericht; heel geestig soms.
De schrijfster laat haar verhalen stoppen als de ellende een feit is, oplossingen geeft ze niet. Zo'n afwikkeling doet geen recht aan de tegenstrijdigheden van de werkelijkheid, meldde ze in een interview naar aanleiding van 'IJsregen'.
Ook in 'Witte Veder' scheert men langs elkaar heen, en gaat dan in eenzaamheid maar weer verder. Maar een paar keer is er een inzicht of een moment van rust aan het slot.
'De wereld is dit lichaam', concludeert de ik in 'Min zes' 's ochtends in de trein, na haar vrijpartij met een Hongaarse acteur die haar contactlenzen heeft opgedronken. ,,Alleen mijn handen zie ik scherp, de knokkels, hoe mijn vingers op mijn buik rusten.''
Prachtig. En dat was het dan. De lezer kan mooi met de misere blijven zitten. Onthecht en in stilte, net als Van Hassels personages zelf. Maar toch ook getroost.
De Bezige Bij, Amsterdam. ISBN 9789023425274; 142 blz. EUR 15