Twee jaar geleden debuteerde Sanneke van Hassel met de verhalenbundel IJsregen. De verhalen werden enthousiast ontvangen. Nu is er een tweede bundel: Witte veder. Van Hassel schreef opnieuw fraaie verhalen.
Maarten Moll, Het Parool, 14 juni 2007
IJsregen verscheen in 2005 net te laat om te worden opgenomen in de dat jaar verschenen, door Joost Zwagerman samengestelde verhalenbijbel De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen. Maar als er ooit een herziene druk zal verschijnen, maakt Van Hassel (1971) grote kans alsnog met een verhaal in de canon van het Nederlandstalige korte verhaal te belanden. Want in haar onlangs verschenen tweede bundel, Witte veder, staan een paar zeer fraaie verhalen.
In Witte veder draait het in alle verhalen om wachten en verwachtingen, en daarbij om zekerheden die geen zekerheden blijken te zijn, om het te laat in de gaten krijgen dat iets is veranderd. Een alledaagse thematiek, want wat is het leven meer dan wachten en verwachten, zonder dat je wordt tevreden gesteld? Van Hassel laat dit in de meeste verhalen op een onnadrukkelijke wijze zien, waarbij het suggereren een grote rol speelt.
In 'Ik zit hier goed' gaat een kleindochter op bezoek bij haar dementerende oma. Het is een vrij onopmerkelijk verhaal. De oma beantwoordt aan het beeld van de demente oma, compleet met 'komische versprekingen' en grappen. Allemaal pijnlijk, want het leven heeft voor oma niets meer te bieden. Ze wacht op bezoek - wat is er anders nog om naar uit te kijken? - maar weet eigenlijk niet wie tegenover haar zit.
Wat dit verhaal toch bijzonder maakt, zijn die paar zinnen waarin Van Hassel een complete roman stopt. In de kamer staat een bank. Maar niet die leren sofa uit haar vorige huis, 'die vanaf het begin van haar huwelijk meeging'. Van Hassel schrijft dan: 'Dit hier is een aardige tweezitter, goed voor een paar jaar.' Dat 'goed voor een paar jaar', daar gaat het om. De zin staat in het begin van het verhaal, en in die paar woorden zit een bijna wrede uitzichtloosheid, die toch begrensd is, en die alleen maar erger wordt door de rest van het verhaal. Je ziet haar zitten, het leven uitzittend. Aan het slot nog zo'n zin die een wereld oproept die niet beschreven hoeft te worden: 'Ze staat niet voor het raam te zwaaien, zoals vroeger.' De beelden van een tijd dat oma nog oma was, verschijnen als vanzelf.
In het titelverhaal, over een bejaarde weduwnaar die een nieuwe relatie begint en zijn leven volledig afstemt op de afspraakjes, staat: 'De halte is vlakbij mijn huis. Als ze er tussen vijf over vier en kwart over vier niet is, weet ik dat ze niet meer komt.' Je weet hoe die man er die tien minuten bij zit, voor het raam. Een ongelooflijk krachtig beeld roept dat op.
De bundel staat vol met deze terloopse zinnen, die de verhalen een extra dimensie geven. Zinnen als geheime doorgangen. Tegelijkertijd geven die zinnen een aan dat de situatie in het verhaal zal veranderen. Die zinnen zijn scharnieren, de verhalen schemergebieden.
Een moeder wacht in 'Zich aan hem tonen' op haar zoon die overkomt uit New York. Ze maakt zijn oude bed voor hem klaar en trekt de gele sprei glad. 'Dit was zijn trampoline.' Weer zo'n doorgang. Ze krijgt slecht nieuws te horen, voelt zich verschrikkelijk. Ze opent een raam. Van Hassel schrijft dan: 'Stilte en kou. Dit is het uur dat de gezinnen eten.' Meedogenloos.
De werelden in Witte veder zullen tegen het einde van de verhalen niet meer dezelfde zijn. Wat zeker leek te zijn, is dat niet. Het wachten draait uit op een desillusie, verwachtingen worden niet ingelost. En zo eindigen veel verhalen in deze bundel, die helaas met een paar mindere verhalen afsluit, op harde wijze. Maar wat hadden we eigenlijk verwacht van het leven? Dat heeft Sanneke van Hassel ons nog eens krachtig en mooi verwoord laten meebeleven.